Ondernemen

Loenens Hard- en Zachthoutbedrijf bestaat 100 jaar

Een eeuw na oprichting nog steeds een Russelman directeur en eigenaar

Loenens Hard- en Zachthoutbedrijf

Kasteel Ter Horst

Zaandam, Loenen,
Toen de jonge Henk (Hendrik) Russelman in juli 1922 zijn houthandel begon, was het logisch dat hij daarvoor zijn woonplaats Zaandam uitkoos. In de Zaanstreek was immers het eerste echte industriegebied van Europa gerealiseerd en vanwege ondermeer de scheepsbouw ter plekke was veel hout nodig. Niets veel later zocht, vond en kocht hij op de Veluwe Landgoed Ter Horst en trok daar met zijn hele hebben en houden naar toe. ”De BV Hard- en Zachthout Imp Mij aan de Hoofdweg 74 in Loenen bestaat nu exact een eeuw”, zegt kleinzoon Alexander Russelman, de huidige eigenaar, die 53 jaar geleden geboren werd op het landgoed. Kasteel Ter Horst is inmiddels bijna negentig jaar in familiebezit.

Er was, weet Alexander Russelman, in die jaren in de Zaanstreek korte tijd een groot aantal windmolens gebouwd -gesproken wordt over meer dan duizend. ”Opa Henk kocht er als 26-jarige zijn hout (voornamelijk eiken), dat via de Rijn stroomafwaarts naar Nederland werd gebracht, liet het in een van de vele Zaanse zaagmolens zagen, droogde de planken en verkocht ze weer door”. Het ging crescendo met het bedrijf; toch besloot de jongeman acht jaar later om te verkassen. De nieuwe uitdaging heette kasteel Ter Horst in Loenen, wat hij in 1934 voor 40.000 gulden kocht. Nu, precies een eeuw na de oprichting van het houtbedrijf in 1922, is er nog steeds een Russelman directeur en eigenaar.

Hulp van het leger

”Het huidige landgoed stond destijds al vijftien jaar leeg”, zegt Alexander Russelman. ”Het gevaar was zeer reëel dat het gesloopt moest worden. Het was vervallen, niemand wilde het. Mijn opa zag de kansen zeker wel, onder meer vanwege het schone water, voor het wateren van het hout, de ruimte en natuurlijk het bos, acht hectare, wat zijn interesse had. Hij heeft met hulp van het leger de boel opgeknapt. Dat kreeg hij voor elkaar vanwege de status en dus het behoud van het landgoed. Hij was destijds een van de weinigen in Loenen met een auto, samen met de dokter en iemand van de papierfabriek, dat was het wel. In de tijd dat mijn opa hier kwam, kwam hier ook de telefoon. Mijn oma kwam uit Hoogeveen, zij was verpleegster. Toen ze goed en wel hier gesetteld waren, brak de oorlog uit.”

Rode Kruis-post

”De Duitsers zagen wel wat in het majestueuze, hoge pand. Uiteindelijk is het een Rode Kruis-post geworden, met een grote Rode Kruis-vlag op het dak. De Duitsers waren toen ook erg zuinig op het bezit want ze dachten dat ze de oorlog zouden winnen en dan was het pand van hen. Mijn opa, oma en hun drie nog jonge kinderen moesten toen hier weg.

Mijn opa vertikte dat. Op de een of de andere manier hadden ze respect voor hem. Hij mocht in de kelder wonen en een beetje toezicht op het bedrijf houden. Zijn handel ging maar mondjesmaat door; er werd steeds maar weer hout geconfisqueerd door de spoorwegen. Hij moest van de bezetters bos hierachter kappen, daar stonden zware eikenbomen, maar dat wilde hij niet, daar had hij geen zin in. Op gegeven moment heeft hij in Gorssel een eikenbos gekocht en gekapt om de Duitsers tevreden te houden. Hierdoor hoefde de houtopstand op het landgoed niet vernield te worden.”

”Mijn opa is vrij vlot na de oorlog overleden aan een hartaanval, op slechts 53-jarige leeftijd in 1947. Volgens mijn oma kwam dat doordat hij zich zo heeft lopen op te vreten in de oorlog. Oma is doorgegaan, zij is 98 jaar (!) geworden en in 1994 overleden. Mijn vader was de oudste, hij moest na het overlijden van zijn vader de houthandel overnemen. Hij moest oma bijstaan, als knulletje van achttien, negentien jaar.”

Alexander: ”In de jaren negentig herhaalde de geschiedenis zich: toen overleed mijn vader plotseling, ik was 26 jaar. Ik werkte al in de houthandel, had wel verstand van het hout maar van het handelen zelf niet. Toen heb ik het overgenomen. Ja, ik moest. Er waren twee opties: of de hele boel verkopen en ieder gaat zijns weegs, of proberen de schouders er onder te zetten en doorgaan. Nadat mijn vader was overleden, kwam de accountant die de cijfers liet zien. Die waren bar slecht, we stonden vrijwel op het punt om failliet te gaan. Er was bijna een miljoen gulden schuld. Hoe is die schuld ontstaan? De jaren tachtig waren slecht. De enige inkomstenbron was de houthandel, het landgoed zelf had geen inkomsten maar wel enorme kosten. Dáár moest heel veel in gesneden worden, ook in het personeelbestand.”

Vertrouwen van de bank

”De accountant adviseerde: begin er niet aan, jongen. Toen had ik zoiets van: wie kan me wat en wie doet me wat? Ik had eigenlijk ook geen keus, want bij verkoop was ik ook gelijk mijn huis en mijn baan kwijt. Dan moesten we hier weg. We, mijn moeder en ik, zijn het gewoon gaan proberen.

Ik heb het landgoed kunnen kopen. Ik heb iedereen (mijn broers en mijn ooms) uit kunnen kopen, maar ik had niks. Ik ben naar de bank gegaan, heb mijn plan voorgelegd en de bank zei: dat is oké, dat gaan we doen. Tot mijn verbazing ja, want nu zou dat volstrekt ondenkbaar zijn. De bankdirecteur hier in Loenen zei: ‘Alexander, jij krijgt een jaar de tijd om jouw plannen uit te werken. Over een jaar zie ik je hier weer. Is het je gelukt, zijn de cijfers goed, dan feliciteer ik je. Is het niet gelukt dan ga je vrijwillig weg’. We hebben elkaar de hand gegeven en dat was het. Niets op papier gezet. Zo ging dat. Het was februari 1998, drie jaar na het overlijden van vader.”

Tropenjaren

”Wat volgden waren tropenjaren, met één miljoen in het rood op de bankrekening plus een grote hypotheek. Maar dat gaf niet. Ik was jong, je bedenkt van alles, sommige dingen lukken, andere dingen niet. Er zijn twee pijlers: de houthandel en het landgoed zelf. Het landgoed werd op de ouderwetse manier beheerd, dat kon niet meer. Het mocht geen geld opleveren, dat is geen status, dat had mijn oma een beetje. Het koetshuis werd verhuurd als woning maar het overgrote deel van de gebouwen stond leeg, stond onrendabel te wezen.

De inkt was nog niet droog toen ik zelf eigenhandig de ruimtes geschikt ben gaan maken voor kantoor. Alles was schots en scheef, moest ik eerst vlak maken. In september 1998 had ik het eerste bedrijf erin zitten. In diezelfde maand het eerste huwelijk – ik heb een schitterende trouwlocatie. In die tijd werd er heel veel getrouwd, op een gegeven moment hadden we honderd huwelijken per jaar.”

Authentiek

”Er was vraag naar ruimte, die kon (en kan) ik bieden, met behoud van en respect voor alle historische elementen. We moesten het met de verbouwing zo authentiek mogelijk houden maar tegelijk zo modern dat er kantoren in gehuisvest konden worden. Het is een Rijksmonument, dan ben je gebonden aan duizend-en-een regeltjes, al heb ik daar nooit last van gehad. Ik ben ambtelijk altijd correct geholpen.”

”Toen ik het kocht omvatte het twintig hectare: acht hectare bos, twaalf hectare weiland, water en bebouwing. Ik heb in de loop der jaren geprobeerd zoveel mogelijk bij te kopen. Een boerderij die nu als zorgboerderij in gebruik is en laatstelijk camping Molenallee, die hoorde van oorsprong al bij het landgoed, is ook een Rijksmonument. Ongeveer twee-derde is weer bos geworden, ik heb meer dan 20.000 bomen geplant. Daar zie je de natuur weer terugkomen, je ziet de reeën, de dassen, de vossen, het hele spul. De bijbehorende woning en daarnaast nog een woning heb ik verhuurd. De kleinschalige minicamping blijft, ik heb het ook gekocht als extra inkomstenbron voor het landgoed.”

Mooie opstanden

”De oppervlakte van het landgoed is nu 35 hectare. Nog geen vijf tot tien procent van het hout voor de houthandel komt van het landgoed zelf. Er staan mooie opstanden hier, die laten we staan, tenzij er echt nood aan de man is. Het heeft meer waarde als het staat dan dat het in de loods ligt. Ik doe de in- en verkoop van het hout en het klantencontact. Ik doe veel van het meetwerk, drogen, eigenlijk alle werkzaamheden wel. Vind ik prachtig, al vind mijn lichaam het wel wat minder. Last van de knieën, last van de nek. Het zware werk laat ik aan de jeugd over en ik heb iemand in dienst die veel op de vrachtwagen zit voor het halen en brengen.”

‘Dit is mijn leven’

”Dit is mijn leven, ik moet er heel veel voor laten, maar geniet als dingen lukken. Ik ben ook het liefst hier, er zijn weken dat ik de poort nauwelijks uitkom. We hebben net een enorme dak-restauratie van drie jaar achter de rug. Heeft jaren in de steigers gestaan. Het hele dak is gerenoveerd, op de authentieke manier, met leien, daar is geen schroef aan te pas gekomen. Als je het resultaat ziet, geeft dat voldoening. Dat dak gaat weer 100 tot 150 jaar mee.”

”Je moet geen perfectionist zijn om hier te wonen. Er mankeert van alles, aan de tuinen, aan de gebouwen, niks is perfect. Dat moet je accepteren, is ook wel de charme van het hele pand, dat het niet perfect is. Je mag best zien dat het oud is. Het pleisterwerk aan de voorkant van het kasteel oogt vervallen. Opnieuw pleisteren vind ik eigenlijk niet nodig, het heeft geen nadelig effect op het pand en zorgt voor een bepaalde authentieke sfeer. Kan altijd nog wel eens een keer. Het pand in de huidige staat is uit 1792, dus 225 jaar oud, het kasteel zelf is uit 1557 en de kelders zijn waarschijnlijk nog ouder. Het pand heeft heel veel oorlogen en stormen en ander (natuur)geweld meegemaakt. Maar wat er ook gebeurt: mijn doel is het zo oorspronkelijk mogelijk te houden.”

Vorig bericht €1,5 miljoen voor verduurzamen culturele instellingen
Volgend artikel Andersom Solliciteren event Amsterdam

Nu op WijNoordHolland