Nieuws

Optimalisatie ruwvoerproductie mogelijk door samenwerking

Een samenwerkingsverband bestaat meestal uit een akkerbouwer/groenteteler en melkveehouder.


In het project Vruchtbare Kringloop Noord-Holland werken zeven samenwerkingsverbanden tussen verschillende sectoren aan het sluitend maken van de regionale kringlopen. “Met het uitwisselen en ruilen van grond en gewassen, kunnen ondernemers hun eigen ruwvoerproductie optimaliseren. Alle hectares binnen een samenwerking kunnen efficiënt benut worden”, zegt Kees Magré van Agrifirm Exlan, die als adviseur betrokken is bij het project Vruchtbare Kringloop Noord-Holland.

Een samenwerkingsverband bestaat meestal uit een akkerbouwer/groenteteler en melkveehouder. Een melkveehouder heeft vaak te maken met een ruwoverschot. “In een samenwerking kan een melkveehouder het ruwvoeroverschot (deels) reduceren”, legt Magré uit. “Hij heeft een groter aantal hectares tot zijn beschikking, waarop hij rundveemest kan plaatsen en er is voor met name de akkerbouwer meer ruimte om uit te breiden met gewassen.”

Grond op waarde brengen

Volgens de adviseur van Agrifirm Exlan is melkveehouder en deelnemer Olof Kraakman uit Sint Maartensbrug een voorbeeld van een ondernemer die zijn land, in samenwerking met andere partijen, goed op waarde brengt. “De kwaliteit van zijn ruwvoer, waaronder het VEM-gehalte, is uitstekend en hij heeft ook een bovengemiddelde opbrengst. Hij scoort dan ook goed met de KringloopWijzer.”

Voor Kraakman is gras en mais van eigen en gehuurd land de basis voor een goed rantsoen en voerproductie. Hij heeft momenteel 45 hectare grasland en 3,5 hectare maisland. “Langdurig grasland zorgt er bijvoorbeeld voor dat het organische stofgehalte stijgt. Ik merk dat dit duidelijk een hogere grasopbrengst geeft. Daarnaast probeer ik altijd wat bierbostel toe te voegen aan het rantsoen, want dit heeft een stabiliserende werking op de pensfermentatie van de koe. En we zoeken er brokken bij om aan de VEM-behoefte en eiwitbehoefte te voldoen.”

Zoektocht naar ideale situatie

De melkveehouder huurde tot voor kort alleen land van anderen, maar wisselt sinds dit jaar ook land uit met een bollenteler. Akkerbouwers/bollentelers en melkveehouders hebben soms tegengestelde belangen. “Het liefst wil ik graag mais telen op het land van een akkerbouwer, maar dat wil hij vaak niet. De akkerbouwer is namelijk bang dat de bodem structuurschade lijdt. Ik ben er zelf van overtuigd dat dit voorkomen kan worden. Je hebt tegenwoordig ook vroege maisrassen, waardoor de mais op tijd geoogst kan worden.”

“Het is voor de melkveehouder en akkerbouwer een zoektocht naar de ideale situatie”, ziet ook Grietsje Hoekstra, manager Duurzaamheid bij CONO Kaasmakers. De boerencoöperatie is een van de initiatiefnemers van het project en medefinancier. “Voor melkveehouders is het gunstig om 60 procent blijvend grasland te combineren met 20 procent kortdurend grasland in rotatie met bijvoorbeeld mais. Kortdurend grasland is meer in het belang van de akkerbouwer, omdat hij hierdoor vaker gewassen kan roteren. Het is een uitdaging om permanent grasland te houden, omdat geld vaak de boventoon voert. Maar graslandvernieuwing van permanent grasland percelen zou je kunnen oprekken naar eens in de 10-12 jaar en percelen met tijdelijk grasland elke 3 jaar wisselen met 3 jaar mais. Vanuit de bodem bekeken is dat de meest ideale situatie. Hier moeten tussen samenwerkende partijen goede afspraken over worden gemaakt.”

Alternatieve ruwvoergewassen

“In het project hebben we gekeken naar de mogelijkheden van alternatieve ruwvoergewassen voor mais en dit besproken met deelnemers tijdens een bijeenkomst”, zegt Magré. “Gerst/erwten en veldbonen zijn bijvoorbeeld eiwitrijke gewassen die door een akkerbouwer geteeld kunnen worden en geen structuurschade geven. Nadeel is wel dat deze gewassen lastig zijn om te telen.”

Kraakman heeft in het verleden ook gerst/erwten geteeld in combinatie gras. ‘Dit geeft een redelijke opbrengst, maar ik heb toch het liefst mais’, zegt Kraakman resoluut. ‘Maar je moet in een samenwerking soms ook compromissen sluiten om tot elkaar te komen.’

Terug naar ‘gemengde bedrijven’

“De melkveehouderij heeft akkerbouwers veel te bieden en andersom”, besluit Grietsje Hoekstra. “Vroeger hadden we gemengde bedrijven: dierlijke mest voor de akkerbouwtak. Nu zie je deze vorm steeds meer terugkeren in de samenwerkingsverbanden die ontstaan tussen melkveebedrijven en akkerbouwers. We willen als sectoren de regionale kringlopen zoveel mogelijk sluiten.”

Vorig bericht Sweco vestigt zich in Amsterdam
Volgend artikel Hoog rapportcijfer Connexxion in Noord-Holland Noord

Nu op WijNoordHolland